Social Media
  • Bezoek ons op Facebook

Natuur

Toen het klimaat na de laatste IJstijd warmer werd, raakte de bodem steeds uitbundiger met planten begroeid en ontstond er een bosrijk landschap. Het type bos verschilde per locatie.

De Gelderse Poort dankt zijn naam aan de doorbraak van de Rijn door de ruim 100 meter hoge stuwwal die tijdens de voorlaatste IJstijd ontstond. De rivier stroomt nu tussen de heuvels van Montferland en de Nijmeegse stuwwal en vertakt zich in Nederrijn, IJssel en Waal. Het Gelderse rivierengebied is een vergaarbak van gesteenten en fossielen. Al voor de ijstijden voerden de Rijn en de Maas gesteenten aan uit zuidelijke streken. Zo'n 150.000 jaar geleden bracht het voortstuwende landijs zwerfstenen mee uit Scandinavië. Tussen deze afzettingen liggen fossiele resten van uitgestorven dieren als mammoeten, wolharige neushoorns en reuzenherten.

Langs de rivieren ontstonden ooibossen. Dit zijn ooibossen van zachthout, met wilgen en zwarte populieren op de regelmatig overstroomde plekken. Ook is er "hardhoutooibos" met eiken, iepen, essen, meidoorns en wilde appels op minder frequent overstroomde plekken en oeverwallen. In de bodem in de Millingerwaard zijn karkassen gevonden van 8400 jaar oude eikenbomen. Dit geeft aan dat hier hardhoutooibossen voorkwamen. In de kommen waar de waterstand hoog was, kwamen zgn. "broekbossen", met elzen en wilgen voor. Op zeer natte plekken groeide rietmoeras. Op drogere plaatsen daarentegen, zoals op de stuwwallen, domineerden aanvankelijk de berk en de grove den. Door wisselende waterstanden en vrij stromende rivieren was de Gelderse Poort duizenden jaren lang een gevarieerd landschap van riviergeulen, ooibossen en grindbanken. Het gebied kende een rijke flora en fauna.

Rietmoeras
(Rietmoeras)

De eerste bewoners van het rivierengebied leefden hoofdzakelijk van de jacht. Bij opgravingen van prehistorische kampplaatsen zijn resten gevonden van bevers en edelherten

Vanaf de Romeinse tijd drukte de mens zijn stempel op het gebied; een groot deel van de bossen verdween. De bewoners probeerden de vrij stromende rivier steeds verder te bedwingen. Al rond 1300 na Chr. kwam een bandijk van Nijmegen naar Kleef tot stand. In de loop van de 20e eeuw maakten gemalen, als het Hollandsch-Duitschgemaal, en ook dijkverhogingen het werk af. De rivier moest voortaan het hele jaar door binnen de winterdijken blijven. Door het aan banden leggen van de rivier en het intensieve gebruik van de uiterwaarden verdwenen veel planten en dieren uit het gebied. Ruim tien jaar geleden ontstond het besef dat hieraan wat moest gebeuren. Overheid en particuliere organisaties kwamen met een natuurontwikkelingsplan. In 1991 is in de Milingerwaard de eerste landbouwgrond aangekocht. Daar moesten de rivier en de natuur opnieuw de ruimte krijgen. Inmiddels zorgen grazende konikpaarden en gallowayrunderen op meerdere plaatsen voor een open rivierenlandschap waarin ooibos, moeras en ruigtes elkaar afwisselen. Talrijke planten en dieren keerden terug in het rivierengebied. In 1994 had het gebied zich dusdanig ontwikkeld dat er weer bevers konden leven. De toen uitgezette exemplaren redden zich nu geheel op eigen kracht.

De Ooypolder met zijn heggenlandschap en weidse uiterwaarden heeft een hoge belevingswaarde. Iedereen die dit gebied heeft bezocht, zal toegeven dat deze polder een juweel in ons Nederlands landschap is. Enerzijds kent de Ooijpolder een agrarische functie, maar anderzijds is er volop ruimte voor pure natuur. Bijzonder kwetsbaar zijn de natuurgebieden van de Oude Waal en de Groenlanden. Tussen deze bijzondere natuurgebieden en de agrarische beheersgebieden ligt de Bisonbaai, een uitgebaggerde waterplas met beperkte recreatieve functie die in open verbinding staat met de Waal. De aangrenzende Duffel is een belangrijk leefgebied voor rustende en broedende vogels. De voedselrijke graslandschappen hebben een grote aantrekkingskracht op ganzen. Op diverse plaatsen lopen Poolse Konikpaarden en Gallowayrunderen vrij rond. Ze snoeien, bemesten en banen paden, zodat er een afwisselend natuurlijk rivierenlandschap ontstaat.

Konikpaarden
(Konikpaarden)

Specifieke flora en fauna die voorkomen in de polder zijn:

Ganzen
In de winter bezoeken duizenden ganzen de Ooijpolder. Ze foerageren in weidegebieden en op akkers en overnachten op grote waterplaatsen in de uiterwaarden.

Watervogels
Eenden en ganzen broeden in de diverse kleine wateren en moerassen. In de winter verblijven grote aantallen eenden op de grotere waterplassen.

Steltlopers
In het voor- en najaar pleisteren diverse steltlopers in het rivierengebied. Ze zijn te vinden op slikkige terreinen langs de rivieren en de moerassen.

Rietvogels
De uitgestrekte riet- en zeggemoerassen herbergen in voorjaar en zomer verschillende vogelsoorten.

Weidevogels
In de meer open delen van de Ooijpolder en de Millingerwaard bevinden zich in het broedseizoen populaties weidevogels.

Bosvogels
De bossen op de stuwwallen en de ooibossen langs de rivier herbergen vooral in het voorjaar veel bosvogels.

Bloemen
Gebieden met een grote rijkdom aan planten en bloemen zijn te vinden langs de rivieren en op enkele dijkhellingen.


Dijkhelling
(Dijkhelling)

Houtwallen
In de Duitse Duffelt bevinden zich veel houtwallen. In het voorjaar staan de meidoorns er in bloei en het hele jaar door houden zich hier veel vogels op er te broeden, voedsel te zoeken of te schuilen.