Social Media
  • Bezoek ons op Facebook

De Ooijpolder

De Ooijpolder wordt tot een van de mooiste natuurgebieden van Nederland gerekend. Hier treft u zeldzame flora en fauna aan op slechts een steenworp afstand van het centrum van Nijmegen, onomstreden de oudste stad van het land. De Ooijpolder en de aangrenzende polder De Duffelt liggen bovendien aan de voet van de beboste heuvelrug tussen Nijmegen en het Duitse Kleef. Deze heuvelrug ontstond tijdens de Derde of grote ijstijd; het ijs kwam toen tot hier en stuwde als een bulldozer aarde voor zich uit. Toen het ijs verdween, bleven de heuvels achter. In de Ooijpolder en De Duffelt werd het landschap ook bepaald door de mens. Die legde er dijken aan; als die doorbraken liet de natuur op die plek wielen of kolken achter.

In het begin van de 20e eeuw onderging het aanzien van de beide tot dan toe louter agrarisch gebruikte polders door de komst van de steenovens - aangetrokken door de aanwezigheid van klei - een grote wijziging. Zo ontstond bijvoorbeeld het dorp Leuth door de komst van werkvolk uit vooral de Betuwe. Daar was toen een overschot aan arbeidskrachten; in de Ooijpolder was er een tekort. En natuurlijk, later domineerden de schoorsteenpijpen van de steenovens het landschap.


Voormalige steenfabriek de Ooij
(voormalige steenfabriek de Ooij, gelegen aan de Erlecomse Dam)

Ofschoon het nodige is verdwenen, geldt de Ooijpolder als een van de gebieden waar nog veel van de baksteenindustrie te zien is. Er zijn restanten van oude veld- en ringovens en in Erlecom staat een van de modernste steenfabrieken van Europa, waar in een zogenaamde tunneloven zo'n 1,1 miljoen stenen per week gebakken worden.


Ubbergen en Millingen

De Ooijpolder ligt in zijn geheel in de gemeente Ubbergen: De Duffelt daarentegen ligt in Ubbergen, de gemeente Millingen en in Duitsland. De Kapitteldijk even voor Leuth vormt de grens tussen beide polders. Plaatsen als Ooij, Erlecom en Persingen (het kleinste dorp van Nederland) liggen in de Ooijpolder, terwijl Leuth, Kekerdom en Millingen maar ook Duitse plaatjes zoals Zyfflich, Mehr, Niel, Keeken en Bimmen in De Duffelt liggen. Al ver voordat Europa een werd, werkten hier Nederlanders en Duitsers eendrachtig samen om de polders droog en de dijken op sterkte te houden. Zo wordt het in 1933 in gebruik genomen Hollands-Duitsch Gemaal op de grens tussen Ooijpolder en Nijmegen door het Polderdistrict Groot Maas en Waal en het Deichverband Kleve-Landesgrenze samen beheerd.


Dakpannen en bakstenen

Ongeveer tweeduizend jaar geleden werd er al steen gebakken in deze regio. Het waren de Romeinen van het Tiende Legioen, die op de Kopsehof in Nijmegen hun kamp hadden en hier hun dakpannen bakten. Dat deden ze op de Duivelsberg, een van de "bergen" (heuvels) die aan de rand van de Ooijpolder liggen. Nu nog zijn de kuilen waar de leem voor de dakpannen uitgehaald werd op de Duivelsberg te zien. Voor de steenovens uit onze tijd werd en wordt de klei afgegraven in de uiterwaarden en de polders langs de rivieren. In deze streek vonden de steenovens vooral langs de Waal, zowel binnen- als buitendijks, hun plek. Tussen Nijmegen en Millingen waren nog in de jaren zestig van de vorige eeuw negen steenovens in bedrijf: de Vlietberg (2x), Robert Janssen, de Ooij, Bouwkamp I en Bouwkamp II, Erlecom, Kekerdom en Klaverland. Daarvan is nu nog alleen de steenoven van Erlecom operationeel. De anderen sloten in de jaren zestig en zeventig, nadat de baksteenindustrie in elkaar zakte.


Sloop steenfabriek
(sloop steenfabriek)

De redenen daarvoor waren legio. Zo was de wederopbouw nagenoeg voltooide nam de vraag naar metselstenen af. Ook verdrong het asfalt nogal wat klinkerwegen terwijl de modernere productiemethoden voor een sanering van het aantal steenovens zorgde. Ter vergelijking: halverwege de vorige eeuw bakten de steenovens in de Ooijpolder en De Duffelt samen zo'n 900.000 stenen per week: de Erlecomse steenoven alleen is, zoals gezegd, nu goed voor 1,1 miljoen stenen per week.


Steenovensvolk

Voor de steenfabrieksarbeiders, ook wel steenovenvolk genoemd, was het hard werken. De arbeidsverhoudingen waren in het begin van de vorige eeuw barbaars. De lonen waren laag en als in de winter niet gewerkt kon worden, dan kregen de arbeiders niet betaald. En wie zijn mond opentrok, kon vertrekken. De bazen hadden bovendien onderling afgesproken dat wanneer ergens een "opstandig element" weggestuurd werd, die bij geen andere oven aan de bak kwam.


Personeel de Bouwkamp 2 te Ooij
(personeel de Bouwkamp 2 te Ooij)

Omdat de arbeiders vaak in huisjes van de steenfabriek woonden - die staan er nu nog in Erlecom en bij de Tien Geboden, betekende dat ook vaak dat ze met hun gezin uit die woning gezet werden. Oudere bewoners van de dorpjes in de polder zul je dan ook niet over "die goeie ouwe tijd" horen praten. Zo goed was die tijd namelijk niet. Zo stelde het gemeentebestuur van Ubbergen in 1874 - het kinderwetje van Van Houten was net ingevoerd - vast dat de steenfabrieken weliswaar "niet onaanzienlijke winsten opleveren voor de eigenaars", maar ook dat ze "niet strekken tot algemene welvaart der mensen doch het jaarlijkse getal der behoeftigen vergrootten".


Steenfabricage

Voor de eerste sporen van steenfabricage moeten we terug in de tijd en naar het oosten reizen. Immers, de oudste met de hand gemaakte steen komt uit Mesopotamië, het huidige Irak. Daar werden, tussen Eufraat en Tigris, rond 3200 voor Christus de eerste stenen gemaakt. Van bakken was nog geen sprake. De stenen werden van leem gevormd en vervolgens in de zon gedroogd. Harde dakbedekking (dakpannen) werd voor het eerst gebruikt in Griekenland en Italië en in Rome begon in 50 jaar voor Christus de baksteen aan zijn opmars. Voor de oudste Nederlandse baksteen moeten we naar 13e eeuws Friesland. In de 14e en 15e eeuw was Friesland de grootste producent van baksteen. Pas in de 17e eeuw kwamen er ook ovens langs de grote rivieren in overige delen van Nederland, zoals langs de Oude Rijn en de Vecht bij Utrecht. In de 19e eeuw waren de baksteenovens - nog eenvoudige veldovens - verspreid over het hele land. Omstreeks 1850 waren er in heel Gelderland meer dan 120 steenfabrieken waar ongeveer 4200 mensen werkten. In die tijd waren er in de Ooijpolder en de Duffelt acht steenfabrieken die samen 866 man personeel hadden. Enkele jaren eerder had de gemeente geconstateerd dat op de zes steenfabrieken in Ooij en Erlecom zo'n 100 kinderen werkten van wie driekwart nog geen twaalf jaar was. In de maanden juli en augustus moesten deze kinderen 15 uur per dag werken.


Een van de eerste steenfabrieken die opgericht werden in de Ooijpolder was die van de Erlecomse landbouwer Hermanus Johannes Teunissen. Hij begon in 1829 op een weiland aan de Waal, het Kleinveld geheten, met een steenfabriek. En NicolaasDamianus van Heukelum was de eerste steenfabrikant in deze polders die, in 1876, stoomkracht invoerde in zijn steenfabriek Vijgenwaard. De stoomkracht werd gebruikt om de steenpersen aan te drijven. Het werk op de steenovens werd in de tweede helft van de 19e eeuw als volgt omschreven:


"In de steenfabrieken wordt gevormd (de stenen,red.) van circa 15 april tot circa 15 september. Het vormen geschiedt op een enkele uitzondering na in de open lucht en er wordt bij regen niet gewerkt. Men rekent gewoonlijk op 80 tot 90 volle werkdagen in het seizoen. De ovens worden gestookt tot omstreeks begin januari. Het stooken geschiedt door mannelijke personen boven de 18 jaar. Tijdens het stooken der ovens gedurende 4 tot 7 weken blijven eenige personen ook 's nachts bij de ovens. Vrouwen werken alleen overdag, zoo nodig ook Zondags. Ze zijn gewoonlijk opzetster: zij dragen de luchtdrooge steenen van de plaatsen naar de stapels (tassen). Zij werken al naar mate de steenen droog worden, dus ongeregeld. Meisjes en ook kleine jongens zijn opsnijders; zij keeren de steenen tijdens het drogen. De kinderen werken bij de steenvormmachines om de vormen uit te schrapen en nat te maken. Ze besturen de hittenwagentjes om de steenen naar de plaatsen te brengen. Ook maken zij de plaatsen waarop de steenen worden gedroogd glad en effen."


Het opsnijden van de stenen
(Het opsnijden van de stenen)

De eerste stenen in de Ooijpolder werden in de open lucht gebakken in zogenaamde veldovens. Aan de Waalbandijk bij Groenlanden is er nog een te zien. Deze oven bestaat uit twee muren waartussen de stenen opgestapeld en vervolgens gebakken werden. Door gaten aan de zijkant konden de stokers brandstof tussen de stenen gooien. Zodra de stenen gebakken waren - dat duurde enkele weken - liet men het vuur uitgaan, zodat de stenen uit de oven gehaald konden worden. Deze zogenaamde "periodieke oven" had als nadeel dat er veel warmte verloren ging In 1858 ontwierp de Berlijnse ingenieur Friedrich Hoffmann (1818-1900) een oven waarin de gebakken stenen hun warmte konden doorgeven; dat was de zogenaamde ringoven, waarin het vuur altijd aanbleef. Zoals de naam al aangeeft had deze continue-oven de vorm van een ring. Het vuur werd door de ring geleid. Zodra de stenen op een bepaalde plek in de ring gebakken waren, werden ze eruit gehaald terwijl het vuur verder ging en er nieuwe klei-stenen op de leeggekomen plek gereden werden. In de Ooijpolder zijn voornamelijk de veldoven en de ringoven in gebruik geweest, De veldoven, ook wel Waaloven genoemd, had afhankelijk van zijn grootte een capaciteit van 100.000 tot 1 miljoen stenen per brandperiode, die tussen de 3 en 10 weken lagen. De ringoven daarentegen was een oven die opgewekte warmte van de gebrande stenen over bracht op de nog niet gebakken stenen, dit gebeurde in een continu proces. Deze ovens hadden een capaciteit van 3.000 tot 30.000 stenen per dag. Aanzienlijk meer dus dan de veldoven. Voor voldoende trek zorgden de tientallen meters hoge schoorsteenpijpen, die en passant de plekken waar de ovens stonden duidelijk markeerden. Later, vanaf de jaren zestig in de vorige eeuw, zijn hier ook nog vlamovens en tunnelovens in gebruik geweest. Bij de gasvlamovens werd het vuur vanaf de zijkant de oven ingeleid. Daardoor kon de warmte beter gecontroleerd worden waardoor de kwaliteit van de steen toenam. En in de tunnelovens - zoals die in Erlecom - wordt het produktieproces van de ringovens omgekeerd. Waar in de ringoven de stenen stil staan en het vuur er doorheen trekt, worden in een tunneloven de stenen op vuurvaste wagons door een vuurtunnel gereden.


Maten en soorten

Er zijn bakstenen in vele maten en soorten. De verschillende maten ontstonden door een maatvoering die door het stadsbestuur werden uitgegeven en waaraan de steenbakker zich moest houden. Zo kan het zijn dat er in de oude huizen van Amsterdam andere maten voor stenen werden gebruikt dan in Nijmegen. Naast het opleggen van de maatvoering werd er ook begonnen met het sorteren van verschillende kwaliteiten van "klinker" en "bleeker" (= harde tot zachte steen). Naast het bakken van de stenen kwam ook het bakken van dakbedekkingen op gang. In Noord- en Oost Nederland werden holle en bolle pannen gebruikt, ook wel Nonnen en Monniken genoemd. Deze zijn nog terug te vinden op de daken van kerken te Marsum en Oostum (provincie Groningen). Tegenwoordig hebben de Monniken en Nonnen een laagje glazuur gekregen, dit om het regenwater sneller af te laten voeren. Beroemd zijn ook de zogenaamde "kloostermoppen", tamelijk grote bakstenen die in de middeleeuwen veel werden gebruikt.